© Proshots

We herdenken vandaag de grootste Ajacied die ooit geleefd heeft. Er is alweer een jaar verstreken. Het is een jaar nadat het land in rep en roer was. Een jaar na vele mooie eerbetonen, herdenkingen en terugblikken. Nu zijn we 365 dagen verder, en als het gaat over Johan, de man die twaalf maanden geleden als een held werd herdacht, gaat het eigenlijk alleen maar over het gesteggel om de naam van de ArenA. Gesteggel dat al vrij snel na zijn overlijden begon en niet meer ophield.

Het Ajax-stadion zou naar hem vernoemd worden, maar ‘de weg ernaartoe kent veel obstakels’, klonk het gisteravond in een uitzending van Nieuwsuur. Hadden we maar iemand die sierlijk om die obstakels heen kon slalommen. Iemand als Johan, die dat fysiek en verbaal moeiteloos had gedaan. Dit maakt de kwestie zo cru, het gaat juist om Johan. Anderzijds ook logisch, want we hebben niemand zoals Johan. Hadden we maar iemand zoals Johan.

Laten we overigens niet doen alsof er in de tijd van de legendarische nummer 14 geen ruzies, geen relletjes waren. Cruyff was een wandelende fittie-magneet, hij had conflicten aan zijn kont hangen zoals George Clooney vrouwen aan zijn kont heeft hangen. Waar Cruyff was, was een mening. Waar zijn mening was, was er onrust. Dat was er toen hij speler was, dat was er toen hij trainer was, dat was er in zijn laatste levensjaren. De fluwelen revolutie, een mooie benaming voor achterkamertjespolitiek en backstabbing. Cruyff slalomde er zelf als vanouds tussendoor. Maar waar hij moeiteloos passeerde, bleven er mensen verbouwereerd achter, ze voelden zich te kijk gezet, zoals Cruyffs tegenstanders in het veld zich ook te kijk voelden gezet. Zowel in het veld als buiten het veld gold: je kunt hem maar beter in je team hebben, want als je tegenover hem staat leg je het onherroepelijk af en er blijft niets van je over.

Vandaag zal er weer teruggeblikt worden. Flarden en flitsen van onnavolgbare hoogstandjes zullen de revue passeren, mooie woorden zullen gesproken worden en eerbetonen zullen gemaakt worden. Een dagje. En dan weer over tot de orde van de dag: ouwehoeren, moddergooien, bakkeleien. Een, misschien twee of drie dagen zal hij de positieve aandacht krijgen die hij verdient. Een, twee of drie dagen, op 365 dagen. Een fractie. Een korreltje suiker dat direct oplost in de koffie, vergeten wordt en in de vergetelheid verdwijnt. Nasmaak laat het nauwelijks achter. Een, twee of drie dagen, een schamele hoeveelheid voor de impact die hij heeft gehad op de voetbalwereld. En de enorme periode waarin hij zijn stempel drukte op diezelfde wereld. Een stempel die nog steeds overal merkbaar is. Een berg suiker die weigert op te lossen als er een slok koffie overheen wordt gegooid.

Met name de oudere generatie voetbalfans heeft nog netvliezen waar de nodige beelden van Cruyff vanaf geplukt kunnen worden. De jongere fans moeten het hebben van dit soort dagen. Het welbekende voordeel dat hoort bij het nadeel van het herdenken. Zij, maar bovenal Cruyff zelf verdient meer. Voor zijn verdiensten voor de sport, voor zijn sierlijkheid, voor zijn doelpunten, voor zijn anekdotes, voor zijn koppigheid.

Laten we afspreken om een antirouwperiode van veertien dagen in te stellen. Veertien dagen geen gezeik, veertien dagen geen gesteggel. Pak er iedere dag even een mooi doelpunt, een prachtige assist, een fenomenale actie bij en denk daar de hele dag aan terug. Breng zelf op zaterdag of zondag een ode met buitenkant rechts. Na die veertien dagen kunnen we weer lekker verder met het gekanker (vergeef me de woordkeuze in deze context, maar Amsterdamser dan dit woord wordt het nu eenmaal niet) op alles wat beweegt (in sommige gevallen juist op spelers die niet bewegen). Want eerlijk is eerlijk, ook dat was Johan Cruyff.