© Proshots

Laten we er niet omheen draaien: het gaat lekker. Het leven is heerlijk. En dat is het al lange tijd. Gooi alle clichés maar op een hoop. De roze wolk, de zevende hemel, een weken durende natte droom, we ervaren het allemaal. Ik spreek vast niet alleen voor mezelf als ik zeg dat ‘we’ in een euforische bubbel zijn beland waarvan de wanden schier ondoordringbaar zijn geworden. Ajax zit al tijden in de hoek waar het de klappen uitdeelt. En dat voelt schandalig lekker. De gebeurtenissen van zondag hebben opnieuw gezorgd voor een hooggedoseerde injectie euforie die recht de bloedbaan ingespoten wordt.

De euforie heeft zulke grootse vormen aangenomen, dat je in een zekere staat van verlichting belandt. Het is bijna een psychose waarin je, gedragen door een hemels wit licht écht gaat nadenken over de diepere betekenis van ons bestaan. Je hebt een staat bereikt die je nooit voor mogelijk had gehouden. Je bent 24/7 licht in je hoofd en krijgt nog wel alles mee wat er gebeurt, maar de weg naar je bewustzijn is ergens geblokkeerd. Of het gouden filter dat je bewustzijn over je vizier legt (fun fact: je bewustzijn heeft schijt aan #nofilter) zorgt ervoor dat iedere gebeurtenis een mooiere weerspiegeling van de normaal zo alledaagse werkelijkheid wordt.

Zie het ook als een soort verslaving. Een runners high, zo je wil. Het beloningscentrum in ons brein draait overuren. Er wordt met man en macht gewerkt om de enorme hoeveelheid groot uitgevallen pakketten vol geluk op de juiste plek in het lichaam te bezorgen. Maar wat gebeurt er als het te veel wordt? Als het geluksmagazijn gaat uitpuilen en je hersenen niet genoeg personeel hebben om alle gelukzaligheid op tijd te verwerken. Hoeveel gelukzaligheid kan een mens aan?

De grote vraag is: bestaat er zoiets als een positieve mentale breakdown? Dat je na een fluwelen aanname, soepel wegdraaien en een achteloos heupschot in de kruising van Kasper Dolberg je euforische plafond hebt bereikt. Dat je zo hard je hoofd tegen dat plafond stoot, dat het hele zaakje instort. En hoe ziet die instorting eruit? Wordt het filosoferen over het leven je te veel en raak je verstrikt in een web van existentialistische vraagstukken? Nemen weemoed en sombere toekomstbeelden je gedachten over, waardoor je je afvraagt of het leven nog wel zin heeft als het allermooiste dat je ooit kunt meemaken al heeft plaatsgevonden?

Dat we het plafond gaan benaderen staat vast, maar hoe dichtbij gaan we komen? Als het tegen Lyon misgaat én Ajax wordt geen kampioen, dan is het maar de vraag of de roes waarin we hebben geleefd abrupt tot een einde komt. Want we hebben nog de beelden. We hebben nog de gedachten aan weken, maanden die we al lang niet meer hebben meegemaakt. En het gevoel dat we heersten als nooit tevoren natuurlijk. De adrenaline-uitstoot in de afgelopen periode heeft dusdanig zorgwekkende hoeveelheden bereikt, dat er angst is voor een nieuw gat in de ozonlaag. Maar het plafond is dus nog niet bereikt. We zullen nog een tijdje blijven nagenieten, nog even onder het plafond blijven zweven zonder bang te zijn ons hoofd te stoten.

Echter – je voelt hem al aankomen -, wat nou als het onmogelijke gebeurt. Wat nou als het mis gaat in Rotterdam deze zondag. Wat nou als Samuel Armenteros in de 89ste minuut met zijn armen gespreid, zonder al te veel euforie uit te stralen, in draf, overgaand in piaf, richting het uitvak van Heracles paradeert om de 0-1 te vieren. Wat nou als Ajax zich eerst plaatst voor de finale van de Europa League en op deze laatste speeldag van de Eredivisie prompt in Tilburg bij een 0-3 stand positieve berichten doorkrijgt uit Rotterdam. De gedachte aan dit scenario maakt onrustig, uitzinnig en zelfs al een tikje krankzinnig. Stel je voor wat er gebeurt als de gebeurtenissen in het script van dit scenario werkelijkheid worden.

Ik sta niet in voor de gevolgen die dit scenario zal hebben voor de mentale en fysieke gezondheid van mensen met een wit-rood-wit hart. Wat er dan gebeurt in de gelukscentra kan geen wetenschapper voorspellen. Dus laat het dan maar uitkomen, alles voor de wetenschap zullen we maar zeggen.