© Proshots

Als ze nog mee zouden mogen op trainingskampen, dan zouden ze waarschijnlijk kamergenoten zijn: Nicolai Boilesen en Nemanja Gudelj. Twee van de minst begrepen spelers in de huidige selectie, of eigenlijk in het huidige voetbal. Ze zijn uit hetzelfde hout gesneden. Niet van dat krachtige, robuuste hout.  Eerder van dat hout dat aan de buitenkant de illusie wekt ondoordringbaar en van hoge kwaliteit te zijn, terwijl het aan de binnenkant volledig is aangevreten door houtworm. Zacht, slap, onbruikbaar. Aangetast door parasieten. Bovendien hout dat je aan de straatstenen niet kwijtraakt.

Maar elkaar begrijpen doen ze wel. Het zijn gelijkgestemden die niets snappen van de wereld om zich heen. Ze zijn verontwaardigd, boos misschien wel. Ze hebben het gevoel dat hen onrecht aangedaan wordt. Een of meerdere krankzinnige stemmen in hun hersenpan vertelt hen dat ze nog altijd geliefd zijn, dat iedereen hen graag in het eerste elftal ziet. Wat zeg ik, dat men hen graag in het torentje in Den Haag ziet. Wat zeg ik, dat men een nauwelijks te stillen verlangen kent dat zij Trump – toevalligerwijs zelf ook iemand met een totaal verknipt wereldbeeld – vervangen als president van Amerika.

Op hun kamertje spelen ze potjes dammen op de borden die ze voor hun hoofd hebben. De winnaar trekt het shirt uit, gaat op het bed staan, trommelt als een gorilla op zijn borst en eist een plek in de selectie voor het NK dammen.

Het is een smet op het seizoen. Ontevreden spelers die zichzelf, en hun vorm, om onverklaarbare redenen goed genoeg achten om hun beter presterende collega’s uit de basis te verdrijven. We zijn bang voor deze ontwikkelingen, bang dat spelers goedkoop of zelfs gratis weglopen. Er is angst dat het negatief afstraalt op de groep en op diens prestaties. Deze smetvrees is echter nergens voor nodig. Er staan immers nieuwe talenten op. Talenten die er wel voor gaan, potentiële toppers die in de toekomst ook veel geld opleveren. Wellicht had Ajax deze smet wel nodig om volgend jaar met frisse moed, vol vertrouwen en vooral zonder rotte appelen het gas open te kunnen draaien. We weten waar we staan. Alle neuzen staan dezelfde kant op, gericht op het Museumplein.

En Nicolai en Nemanja? Die zitten nog steeds samen op hun kamertje. Ze bellen naar de roomservice, alleen maar om zich smekend aan de voeten van de dienstdoende kamerbediende te kunnen werpen. Smekend om alsjeblieft een handtekening uit te mogen delen. Vooralsnog zonder succes.