© Proshots

“Wat ben je aan het doen, Dennis?”, klinkt het uit de keuken. “Herinneringen”, mompelt de cultuurbewaker nauwelijks verstaanbaar, zonder op zoek te gaan naar woorden die zouden kunnen bijdragen aan het vormen van een zin. Op zijn schoot ligt een opengeslagen boekje ter grootte van een schoolagenda. Het is het Ajax-vriendenboekje van Dennis Bergkamp. De kaft is versierd met glitters, een voorbode voor de manier waarop Bergkamp later op het veld zijn balberoeringen zou besprenkelen met denkbeeldige sprookjesachtige glitters. Onder een van de vele glitterhartjes is met dikke zwarte stift de tekst ‘van mij!!!’ geschreven.

Een gekarteld randje papier dat van boven naar beneden loopt in de naad van boekje duidt op een afgescheurde pagina. Het was de pagina waarop jeugdvriend Marcel met sierlijke krullen – net geleerd op school – geduldig de vragen had beantwoord. Hij eet het liefst poffertjes en zijn lievelingskleur is groen. Dennis zucht en slaat wat bladzijdes om.

Leroy houdt van voetballen en spelletjes doen met zijn vader. “Hmmmpf”, mompelt Dennis. “Hmmmpf” kan bij de beginnend kalende man twee dingen betekenen; hij is gekrenkt of hij is ergens niet van overtuigd. In het tweede geval is er een kans dat hij in de (nabije) toekomst gekrenkt zal gaan worden. Het is een vorm van kansberekening waar de cultuurbewaker altijd zeer goed in is geweest.

Ook Wilco – vindt spruitjes en draadjesvlees vies -, Eduard ‘Ekkie’ Hoekstra – heeft een dwerghamster – en Dwightje – luistert graag naar zijn smurfenhits cd – worden weggehmmmpfd. Het doet Dennis op een pijnlijke manier beseffen dat hij de vorige keer niet voor niets bij de pagina ‘Marcel’ uitkwam. Het houdt niet over.

Op bladzijde elf zit een stickertje geplakt, als een soort bladwijzer. Weifelend drukt onze cultuurbewaker zijn nagel tussen het stickertje en de bladzijde die op het stickertje leunt. “Het moet maar”, fluistert de bewaker der cultuur in zichzelf. “Wat zeg je schat?”, klinkt het uit de keuken. “Het moet maar”, fluistert de cultuurbewakende bestuurder nogmaals in zichzelf. “Hè?”, klinkt het uit de keuken. “Het moet maar”, fluistert de man die erop toeziet dat de cultuur bewaakt blijft zonder het stemvolume op te schroeven. Zijn blik is gericht op het stukje pagina waarop vraag 6 staat gedrukt: ‘Mijn favoriete club is:’ staat er. Erachter staat met rode pen ‘AGOVV’ gekrabbeld. Op de pagina is tevens te lezen dat Samuel in de E2 speelt, dat hij later dierendokter wil worden en dat hij houdt van uitslapen, hetgeen hem respectievelijk op een “voetbalervaring”, “moet kunnen” en “ach ja” van de filosofiewaarborger komt te staan.

Na enkele schichtige blikken naar links en rechts, alsof er mensen in de kamer staan die niet mogen zien wat hij aan het doen is, heeft hij zijn telefoon aan zijn oor gedrukt. “Heeee Samuel”, roept hij vrolijk. “Lang (39 jaar, red.) niet gesproken, maat! Weet je nog, van vroeger? Stoepranden bij jouw huis, daarna in de straat belletje lellen. Wat een belhamels waren we toen hè? Of niet dan Samuel? Hee Samuel.” De ideologieconservator is een tijdje stil. Het is geen luisterstilte, het is een stilte die het resultaat is van sociale onkunde, onvermogen om een gesprek in gang te houden. Onvermogen om in te schatten dat de partij aan de andere kant geen aanknopingspunten heeft om bij te dragen aan een vruchtbaar gesprek. Met een onnodig opgewekt “Heb jij de komende maanden wat te doen, pik?” pakt de kernwaardeninstandhouder de draad weer op. Zonder een antwoord af te wachten drukt hij een verhaal door de luidspreker. Het is een verhaal over een ‘vriendendienst’, iets met ‘ik heb jouw rug, jij hebt mijn rug’, ‘Hennie en Edje, leuke gasten’ en ‘niet mij de schuld geven’. Hier en daar knipoogt de beschermheer van gemeenschappelijke normen en waarden binnen een organisatie in het luchtledige. Op een ogenschijnlijk willekeurig moment drukt hij het gesprek weg.

De tijd zal het leren, maar het zou zomaar kunnen dat Samuel van nummer 43 binnenkort de nieuwe trainer van Ajax is.