Een spits die bij veel zo niet alle Ajacieden nog steeds een glimlach op het gezicht tovert, is de sympathieke Zweed Stefan Pettersson. Nu heeft Ajax wel een geschiedenis met Scandinaviërs, maar deze ’tweede Mr. Ajax’, zoals Michael van Praag hem noemde bij zijn afscheid in 1994, heeft een onuitwisbare indruk achtergelaten. Zijn andere bijnaam ‘de kaatskoning’ valt makkelijk te verklaren.

Kaatsen

Stefan Pettersson (Västerås, 1963) was geen typische Ajax-spits met een obsessie voor de goal. De rustige, bescheiden jongen die in 1988 Ajax verkoos boven clubs als Panathinaikos, onderscheidde zich meteen door het vele kaatsen, waarmee hij anderen, Dennis Bergkamp bijvoorbeeld, in staat stelde te scoren. Ook was Pettersson bijzonder kopsterk. Voor de tegenstander een ramp om tegen te spelen, voor Ajax een waar feest om in de punt van de aanval te hebben staan.

Roerige tijden

De Europacupfinale voor bekerwinnaars was in mei verloren gegaan. Het bestuur was afgetreden en er werd een trainer aangesteld die al in september zou opstappen wegens bijzonder treurige resultaten, Kurt Linder. Ook in deze periode: het vervloekte staafincident. Toen Spitz Kohn en Louis van Gaal het roer overnamen, begon Ajax weer kleur op de wangen te vertonen, met de wedstrijd tegen PSV in een doorweekt Olympisch Stadion als ommekeer. Ajax bungelde ergens in het rechterrijtje. Zoals wel vaker wanneer niemand Ajax een kans geeft, stond de ploeg op en won het met 2-0 door goals van Robbie Witschge. Er volgde een goede reeks, met ook een 1-4 overwinning in Eindhoven. Het was niet genoeg voor een kampioenschap, wel de opmaat naar betere tijden.

UEFA cup

Stefan Pettersson groeide uit tot publiekslieveling. Nooit klagen, altijd sportief, precies het tegenovergestelde van spelers als Völler, Neymar of Toivonen. Een jaar eerder was zijn landgenoot Peter Larsson al naar Ajax gekomen, net als de energieleveranciers op het middenveld – Jan Wouters en Aron Winter – een keiharde, ervaren speler die de verder jeugdige ploeg er goed bij kon hebben. Het seizoen erop werd de veelvuldig doelpunten en assists leverende Pettersson kampioen en in 1992 mocht hij de UEFA-cup omhoog houden. Maar dat kon niet, want de stoïcijnse uitstraling van de Zweed werkte als een rode lap op de stieren van opponent Torino, die een goal nodig hadden en de spits bij de cornervlag zó hard omver beukten dat zijn arm uit de kom raakte. Nare beelden, goede afloop. Ajax was weer terug in Europa. 

Zo staat de populaire Ajacied misschien wel symbool voor de wederopstanding die pas tot stilstand kwam bij de tweede achtereenvolgende Champions League finale in 1996. Stefan Pettersson had twee jaar daarvoor afscheid genomen. Tranen met tuiten hebben we gehuild. Bijna 200 wedstrijden en precies 100 goals. Wat een man, wat een speler.