Viktor Fischer kende een wisselvallige eerste seizoenshelft, maar kijkt tevreden terug op de eerste seizoenshelft. De 21-jarige aanvaller had na zijn lange blessureperiode ook niet anders verwacht. “Ik vroeg me af of ik mijn ambities, de Europese top bereiken, moest gaan bijstellen. Dat gevoel verdween langzamerhand toen ik een serie wedstrijden achter elkaar kon spelen. Ik kwam in een ritme waarin mijn gemiddelde spel steeds ietsje beter werd. Maar ik ben nog steeds niet op mijn vertrouwde niveau. Dat moet ik de komende periode gaan bereiken”, vertelt Fischer aan Voetbal International.

Eind vorig seizoen maakte de Deen na veertien maanden zijn rentree. In zijn eerste vier wedstrijden was hij meteen drie keer trefzeker. Na een drukke zomer die daarop volgde begon Fischer aan zich zelf te twijfelen of hij zijn oude niveau ooit weer zou halen. “Ik kon nog niet op honderd procent sprinten. Na het seizoen heb ik een interland met Denemarken gespeeld, vervolgens het EK Onder-21 in Tsjechië. Dat was geen succes. Eigenlijk was ik er niet klaar voor. Achteraf gezien had ik niet naar het jeugd-EK moeten gaan. Het was te veel voor mijn lichaam. Dat merkte ik in de voorbereiding en tijdens de beginfase van dit seizoen. Ik begon te twijfelen of ik mijn oude niveau ooit weer zou gaan halen.”

Tijdens de eerste seizoenshelft speelde Fischer een aantal sterke, maar ook een aantal mindere wedstrijden. Die wisselvalligheid had hij al van te voren ingecalculeerd. “Soms speelde ik zelfs op een niveau dat ik nog nooit bij Ajax had laten zien. Uit tegen Molde FK bijvoorbeeld, in de Europa League. De eerste helft in Schotland tegen Celtic. Mijn invalbeurt op bezoek bij FC Twente. De thuiswedstrijd tegen SC Heerenveen. In andere wedstrijden was het soms minder. Die wisselvalligheid had ik na mijn lange blessureperiode ingecalculeerd. Ik ben best trots dat ik in een paar wedstrijden goed voetbal heb laten zien.”