Stadion De Meer in de Watergraafsmeer was jarenlang de vaste thuishaven van Ajax. Alhoewel de Europese wedstrijden werden afgewerkt in het Olympisch Stadion, vierde het ‘dreamteam’ van toenmalig Ajax-trainer Louis van Gaal daar zijn nationale hoogtijdagen.

Tegenover het Betondorp van Johan Cruijff woonden 19.000 Ajacieden om de week een thuiswedstrijd bij van hun ‘aller Ajax’. Menig godenzoon heeft in De Meer furore gemaakt. Wat te denken van de omhaal van Marco van Basten tegen FC Den Bosch of de penalty die Johan Cruijff en Jesper Olsen achter de goalie van Helmond Sport schoten. Nog steeds een klassieker in de kelderklasse die regelmatig getracht wordt na te doen. Zonder veel succes overigens. Toch was het niet een Ajacied die de laatste goal ooit scoorde in het klassieke voetbalstadion. De in 1968 geboren Jack de Gier maakte het laatste doelpunt. De coach van Almere City is tot op de dag van vandaag trots op dit doelpunt: “Het is voor mij wel een eer om het laatste doelpunt gescoord te hebben en ik ben er dan ook trots op. Ik woon op steenworp afstand van de Meer, dus wat dat betreft is het laatste doelpunt toch nog goed terecht gekomen!”, vertelde hij aan Ajax1.nl.

Precies twintig jaar geleden speelde Ajax zijn laatste wedstrijd in het stadion dat nu plaats heeft gemaakt voor een woonwijk die plaats biedt aan 900 woningen. Ondanks dat het stadion niet meer is, doet de wijk nog steeds aan het Ajax van de jaren ’70 denken. Zo heten verschillende straten naar plaatsen waar het team van Rinus Michels grote successen kende. Zo is er het Bernabeuhof en de Anfielroad, dat is een keer wat anders dan de dorpsstraten van deze wereld in die oerlelijk Vinex wijk. Diverse bruggen zijn daarnaast vernoemd naar enkele balkunstenaars uit dit Ajax. Zo is er de mogelijkheid om er met je yuppen-bakfiets over de Sjaak Swart-brug te rijden. Voor Jack de Gier, bijgenaamd El Butre, is er echter geen plaats. De Gier – in 1996 spelend voor Willem II – maakte namens de ‘Tricolores’ de eretreffer tegen een Ajax dat die wedstrijd kampioen werd. Op de vraag welke gebeurtenis direct bij hem naar boven komt wanneer hij aan De Meer denkt hoeft hij niet lang na te denken. “Uiteraard de laatste wedstrijd in De Meer, Ajax – Willem II, waarin ik zelf meespeelde. Kansloze wedstrijd voor ons met toch nog een mooi slot voor mij persoonlijk.”

Duidelijk is te zien dat de goaltjesdief geniet van een goal tegen de houder van de Champions League. Onder het genot van de fanfare die ‘Que Sera Sera’ speelt verandert De Meer in ijsstadion Thialf. De Gier krijgt de bal voor zijn schoenen en schiet het ronde projectiel van dichtbij hard in het dak van het doel. Terwijl hij juicht zoals het bedoeld is, met twee armen in de lucht weglopend na zijn goal, ziet de kijker hoe keeper Edwin van der Sar overduidelijk baalt. De Gier over dit moment: ‘’Ik weet nog dat Van der Sar naar me toe kwam na de wedstrijd en zei het niet leuk te vinden dat ik scoorde. Hij wilde graag de nul houden natuurlijk. Ja, ik heet niet voor niets De Gier, dus pikte ik m’n goaltje mee.’’ Het zou niet de laatste keer zijn dat ‘El Butre’ zou scoren tegen Ajax. Ook in de Arena wist De Gier het publiek meerdere malen het zwijgen op te leggen. “Uiteindelijk is het altijd een eer om tegen Ajax te scoren. Zeker als je zelf niet bij een topclub speelt. In de Arena heb ik voor NEC (2x) en FC Twente(2x) gescoord. Ook deze doelpunten blijven bijzonder.’’

“Ja, ik heet niet voor niets de Gier, dus pikte ik m’n goaltje mee.”

De Amsterdam Arena werd sedert het seizoen 1996/97 de nieuwe thuishaven van Ajax. Het stadion was niet bij iedere voetbalsupporter geliefd. De sfeer van De Meer was de tijd van weleer. De supporters die eerder de graspollen in hun mond hadden wanneer Marc Overmars aanzette voor een sprintduel, moesten het nu doen met de gracht. Diezelfde gracht scheidde de gewone man van de elf godenzonen op het veld, het kaf van het koren. Ondanks dat er 2,5 keer zoveel supporters de wedstrijd van de elf Amsterdamse matadors bij konden wonen, kende De Gier geen ‘Arenavrees’. In tegendeel: de in Schijndel geboren aanvalsleider genoot van iedere seconde in de betonnen constructie. “In de Meer zaten de fans kort op het veld en speelde het gouden Ajax zijn wedstrijden. Daar kon je bijna niet winnen. Aan de Arena moest iedereen wennen, maar het is natuurlijk een fantastisch stadion. Ik ken geen vrees voor een bepaald stadion. Ik kon juist genieten van dit soort wedstrijden.’’

Het gouden Ajax speelde inderdaad zijn wedstrijden in De Meer. De ‘klas van 95’ bestond uit verschillende grote talenten. Het merendeel zou uiteindelijk vertrekken richting Zuid-Europa. Vooral Catalonië was een geliefde bestemming van deze balvirtuozen. Het team bestond ook uit enkele ervaren spelers want ook Louis van Gaal was bekend met de leus die Steve McLaren vijftien jaar later zou oplepelen: ‘’Boys don’t win prices.’’ Tussen het jeugdige pracht en praal schitterde ook twee ervaren rotten; aanvoerder Dirk Franciscus Blind en de teruggekeerde Franklin Edmundo Rijkaard. Dat die ervaren spelers zo belangrijk waren, erkent ook De Gier. ‘’ Het waren allemaal goede spelers. Davids, Litmanen, de Boer, Kanu, Finidi, Van der Sar en Reiziger. Volgens mij hebben ze allemaal de top bereikt. Ze hadden natuurlijk ervaren spelers als Blind erbij die dit team succesvol maakten en de spelers naar een hoger plan tilden.’’ Het is een simpele, maar o zo wijze les van de keuzeheer van Almere City. Ervaring is de reddingsboei voor jong talent in de wilde oceaan die het betaald voetbal heet. Zo was het in De Meer en zo zal het ook moeten zijn in De Amsterdam Arena.