Zondag tegen het middaguur namen we uitgebreid en emotioneel afscheid van elkaar. Familieleden wilden nog een laatste keer met me op de foto. Die foto zou op menig schoorsteenmantel een prominent plekje krijgen, zo wist ik zeker. Ook de buren wisten dat het dit keer menens was en kwamen me nog één keer gedag zeggen. Serieuze blikken, warme handen, die langer vasthielden en harder knepen dan anders. Zacht gefluister, hier en daar een snik. Ik had troostende woorden voor eenieder die daar behoefte aan had en zei dat het allemaal misschien wel mee zou vallen. Maar de mismoedige blikken zeiden genoeg: die gaat naar het front en zien we nooit meer terug. Beter onthouden we nu hoe hij er de laatste keer uitzag.

Toen ik wegreed zag ik in mijn achteruitkijkspiegel, tussen de zwaaiende handen, hoe mijn vrouw brak en zich huilend in de armen van mijn zoon stortte. Ze had zich groot gehouden, de schat. Resoluut trapte ik het gaspedaal in. Er was geen weg terug nu. Ik moest dit doen. Donkere wolken pakten zich onheilspellend boven mij samen. De regen sloeg keihard en onophoudelijk tegen mijn voorruit. Deze zondagmiddag beloofde niet veel goeds.

Dus ik op weg naar Eindhoven. Op uitnodiging van een Helmonds metaalrecyclingsbedrijf zou ik PSV-Ajax bijwonen in hun VIP-box vol met PSV-ers en dan weet je het wel. Jarenlang had ik ze in mijn stukjes beledigd en hun wraak zou zoet zijn. Zogenaamd ter verzoening was ik hun eregast, maar in gedachten hing ik al boven de autoshredder. Ik zou ongetwijfeld eindigen in het handschoenenvakje van een samengeperste Mercedes, niet geheel toevallig de Ajax bedrijfsauto. Dat was dan zogenaamd weer Brabantse humor.

Veel te snel…

Lees verder op: ronschiltmans.nl